Boerderijen
Zoals in zo veel plaatsen in de Meierij was het boerenbedrijf in
de negentiende eeuw erg versnipperd geraakt. Met de toename van de bevolking
was het aantal boerderijen sterk vermeerderd. De ontginning van woeste gronden,
met name de Rooise heide, gaf onvoldoende soelaas om de omvang van de bedrijven
enigszins op "niveau" te houden. In zijn algemeenheid gold: heel veel
(te) kleine bedrijven.
Wat betreft de bedrijfsvoering was met name het gemengde bedrijf
hier gangbaar. Men had wat vee - in 1910 hadden de in totaal 620 bedrijven
tezamen 1971 stuks koeien, jong vee en stieren; een gemiddelde van 3,18 per
bedrijf - deed aan akkerbouw, had fruitbomen, teelde groente en hield soms nog
enige varkens, kippen of schapen - in 1904 waren er 490 schapen in Schijndel. Het
telen van hop, waar Schijndel zo mee wordt geassocieerd, kwam na 1900 in ieder
geval niet meer voor. Verder haalden velen inkomsten uit houtbouw of hadden
anderszins nevenwerkzaamheden teneinde een enigszins redelijk bestaan te
verwerven.
Van de 620 agrarische bedrijven in 1910 waren er 73 met een
bedrijfsoppervlakte tussen 0,5 en 1 hectare, 302 ter groote van 1 à 5 hectaren
en 196 met een oppervlakte tussen 5 en 10 hectaren. Van de genoemde 620
bedrijven werden er 411 gepacht. De pacht van de boerderijen ging gewoonlijk
met Pinksteren in, terwijl gronden veelal per 1 november verhuurd werden.
Wat betreft de typen boerderijen is een tweetal in Schijndel
sterk vertegenwoordigd, namelijk de kortgevelboerderij en de
langgevelboerderij. Simpel weergegeven is bij de laatste de voordeur in de
lange gevel geplaatst en bevinden zich aan die zijde ook de grote staldeuren,
terwijl bij de kortgevelboerderij de voordeur aan de voorzijde, de korte gevel
is.
De foto hieronder, gemaakt in de periode 1910-1915, laat de
langgevelboerderij Keur 5 zien. Ter plaatse woonden daar achtereenvolgens de
families Verhoeven-van Ballekom, Timmermans-Verhoeven en Timmermans-van den
Oetelaar.
Een zeldzaam type boerderij is op de hieronderstaande foto te
zien, een hoekhuis. Dit is een huis met aan de voorgevel een uitgebouwde kamer.
In de resterende voorgevel tref je het raam van de herd en de voordeur naast
elkaar aan. Verder ligt het huis met uitspringende kamer onder één dak.
Op de foto is het hoekhuis van Martinus van de Ven in de Borne
te zien. De boerdeij brandde omstreeks 1910 af.
Voorts tref je allerlei tussenvormen in de twee genoemde
hoofdvarianten aan.
In zijn algemeenheid is in de verschillende types en vormen van
boerderijbouw een zekere ontwikkeling in "het boeren" te onderkennen.
Kortgevelboerderijen voldeden vaak onvoldoende aan de veranderde eisen voor
bedrijfsvoering, waarna naar aanpassing werd uitgekeken. Het aanbouwen van een
hoek was dan een van de mogelijkheden. Wat ook wel werd gedaan was dat men de
kortgevelboerderij ging ombouwen tot een langgevelboerderij.
Organisatiewezen
Onder invloed van de crisis in de landbouw (1880-1895), de
ideeën van Paus Leo XIII in zijn encycliek "Rerum Novarum" met
betrekking tot het oprichten van standsorganisaties én de opvatting dat de
boerenstand door samenwerking vooruit kon gaan, werd in 1896 de Noordbrabantse
Christelijke Boerenbond opgericht. Nauw bij die oprichting betrokken was
Schijndelnaar Toon Bolsius, een persoonlijke vriend van
"boerenapostel" en oprichter van de N.C.B. pater G. van den EIsen.
Erg verwonderlijk was het dan ook niet dat nog in hetzelfde jaar
door Toon Bolsius een N.C.B.-afdeling in Schijndel werd opgericht. In korte
tijd was het de grootste afdeling: in november 1896 waren er al 315 leden.
Eén van belangrijkste punten van de nieuwe boerenbond was er voor
te zorgen dat boeren gemakkelijker over krediet konden beschikken, waardoor zij
in de gelegenheid zouden zijn om hun bedrijven uit te breiden en te verbeteren.
Reeds in 1897 werd daartoe in Schijndel een plaatselijke coöperatieve
Boerenleenbank opgericht. Het was wederom Toon Bolsius die het initiatief
daartoe nam. De Boerenleenbank werd niet opgericht als een onderdeel van de
N.C.B., maar werd een op zich zelf staande organisatie.
Belangrijk voor de boeren was verder de oprichting door de N.C.B.-Schijndel
in 1901 van een coöperatieve stoomzuivelfabriek aan de Boterweg. De boeren
hadden voortaan, zo zij er voor kozen, een vaste afnemer van hun melk. De
nieuwe fabriek bood werkgelegenheid aan 5 mensen.
Overigens, eerder waren er ook al zuivelfabrieken in Schijndel.
Van 1880 tot 1884 was er de margarinefabriek van de firma Van de Waal en Co.,
terwijl de firma Van der Hagen en Werners hier van 1893 tot 1 november 1901
(zij hadden toen 2 personeelsleden in dienst) een roomboterfabriek had.
Een hoofdaktiviteit van de N.C.B. was verder het coöperatief
aankopen van voederartikelen en meststoffen. Daarvoor moest al spoedig een
speciaal gebouw komen. Dit zogenoemde "pakhuis" kwam eveneens aan de
Boterweg te staan (het gebouw rechts op de foto).
Maar er werd nog veel meer voor de boeren gedaan: een
brandassurantie kwam tot stand, een vee- en paardenverzekering, een
hagelverzekering, er werden landbouwcursussen georganiseerd, enzovoort. Voor
aankomende boeren en tuinders werd de R.K. Jonge Boerenstand opgericht, als ook
voor boerinnen waren er aktiviteiten.
Voor laatstgenoemde groep werd in 1928 begonnen met kursussen op
godsdienstig, opvoedkundig en huishoudelijk gebied. Thema's die aan bod kwamen
waren onder andere de bouw en inrichting van boerderijen, de behandeling van
tuin- en kamerplanten en het verzorgen van kleinvee; voor de jonge boerinnen
waren er reidansen. In 1931 werd er een organisatie van gemaakt, de R.K.
Boerinnenbond met de heilige Gregoria als patroon. Eerste voorzitster werd
Woutera Goijaarts-Timmermans. Uit de beginperiode van de boerinnenbond dateert
de onderstaande foto. Aan de tafel zitten van links naar rechts: Kato van
Boxtel-Verhagen, Betje Timmermans, een afgevaardigde van het hoofdbestuur,
Woutera Goijaarts-Timmermans, pastoor Van Dijk, An van den Oetelaar (d'n Kis)
eh Marie van Weert. Verder zit Gijs van Giersbergen mee vooraan.
Mechanisering in de landbouw
Sinds mensenheugenis was de landbouw aangewezen op menselijke-
en/of dierlijke arbeid. Typerend voor onze eeuw is de mechanisatie die op alle
terreinen van de landbouw haar intrede deed.
Enkele voorbeelden van die mechanisering zijn: de snijselmachine
verving de kniebak; de dorsmachine, eerst aangedreven door paarden en later
door een benzine- of elektromtor, kwam in de plaats van de dorsvlegel; de
maaimachine verdrong zeis en zicht. Voortdurend ook ondergingen de machines en
landbouwwerktuigen verandering en vernieuwing. Heel goed merkbaar was dit bij
de ploeg, waarvan het materiaal via allerlei tussenfasen van hout naar ijzer
evolueerde.
Omdat de aanschaf van machines en werktuigen een kostbare
aangelegenheid was, kwam het nogal eens voor dat een aantal boeren samen een
bepaalde machine kocht. Een alternatief was om via de N.C.B. een machine te
huren. Nadeel was dat men dan nogal eens moest wachten. En hooien moet je als
het droog is !
Een andere mogelijkheid was om een loonwerker in te schakelen.
In de jaren dertig was Harrie van Rooij als zodanig werkzaam. Op de foto is
zijn dorskast te zien, alsook Ida van Kaathoven-Pijnappels (boven op de dorskast),
Janus Voets, Henk Voets en Bertus van Weert (vooraan op de foto). Harrie van
Rooij is nog net achter de lopende band zichtbaar.
Terug naar Schijndel 1880-1940